Van 5 t/m 13 maart is het ‘de week van de hoogbegaafdheid’: een week waarin dit onderwerp positief onder de aandacht wordt gebracht, kennis wordt verspreid en vooroordelen en misvattingen onder de loep worden genomen. Zo’n 2,3% van de bevolking is hoogbegaafd. Maar wat is het nu eigenlijk precies? Welke behoeften hebben hoogbegaafde kinderen? En wat kunnen ouders doen voor hun (mogelijk) hoogbegaafde kind, waar kunnen ze terecht voor ondersteuning?
Bij een ‘hoogbegaafd kind’ denken veel mensen al snel aan een kind dat makkelijk leert, hoge cijfers haalt, van dino’s houdt en met gemak één of meerdere klassen overslaat. Echter, lang niet alle hoogbegaafde kinderen zijn te herkennen aan hun intellectuele prestaties. Integendeel zelfs. Een hoogbegaafd kind leert niet gewoon ‘wat makkelijker’ zoals soms gedacht wordt. Maar het leert door de werking van zijn hersenen daadwerkelijk anders en heeft daarom ook aanpassingen nodig.
Officieel wordt van hoogbegaafdheid gesproken als er sprake is van een intelligentie quotient (IQ) van 130 of hoger. Het gemiddelde IQ is 100. 68% van de mensen heeft een IQ tussen de 85 en 115. De overige 32% heeft dus een IQ lager dan 85 of juist hoger dan 115. En maar 2,3% van de bevolking heeft een hoger IQ dan 130.
Het meest gebruikte model van hoogbegaafdheid is het triadisch model van Renzulli. In dit model wordt er van uit gegaan dat je van hoogbegaafdheid spreekt wanneer iemand een IQ boven de 130 heeft én motivatie laat zien én creatief kan denken.
Alleen een hoog IQ, motivatie en creativiteit zijn echter nog steeds niet voldoende om je talenten tot bloei te laten komen. Volgens het model van Mönks (hoogleraar in de ontwikkelingspsychologie) is het daarnaast erg belangrijk dat school, vrienden en het gezin waarin je opgroeit bijdragen aan het ontwikkelen van je talenten.
Bijvoorbeeld: een hoogbegaafd kind groeit op in een gezin waarin het niet gestimuleerd wordt. Of waar vanwege armoede weinig mogelijkheden zijn. Dan wordt het voor zo’n kind erg moeilijk om talenten verder te ontwikkelen of tot uiting te laten komen. Ook school is een belangrijke component hierin. Ons onderwijs is gericht op kinderen met een gemiddelde intelligentie (d.w.z. een IQ tussen de 90 en 110). Als je het zo bekijkt, zijn de standaardmethodes en het niveau dus niet zo geschikt voor hoogbegaafde kinderen. Leerlingen met een IQ van onder de 70 komen in de praktijk vaak niet mee op een reguliere basisschool en gaan naar het speciaal basisonderwijs. Wanneer je deze marge ook naar de andere kant doortrekt, kun je concluderen dat het niet raar is dat het voor een reguliere school een behoorlijke uitdaging is om leerlingen met een IQ van boven de 130 het juiste aan te bieden.
Dit laat zien dat het ontzettend belangrijk is dat hoogbegaafdheid op een zo vroeg mogelijke leeftijd gesignaleerd wordt. Hierdoor kunnen er tijdig aanpassingen gedaan worden in het onderwijs (desnoods met ondersteuning van gespecialiseerde professionals), en kunnen ouders in hun opvoeding aansluiten bij de behoeften die een kind heeft om volledig tot bloei te kunnen komen.
Sem was een vrolijke, alerte baby. Maakte al vroeg oogcontact met zijn ouders. Sliep weinig in vergelijking met andere baby’s, en zeker niet zomaar overal. Was later dan gemiddeld met lopen, pas rond de 16 maanden. Heeft het kruipen overgeslagen. Was vroeger dan gemiddeld met praten en ontwikkelde zich hierin super snel, ging al snel van enkele woordjes over naar zinnen van 3 woorden.
Op de peuterspeelzaal speelde hij het liefst alleen. Hij kon ook wel eens boos worden als andere kindjes niet deden wat hij vroeg. Ook huilde hij vaak als zijn ouders weg gingen. Hij had een buitengewone interesse voor alle lampen. Hij keek er veel naar en bouwde lantaarnpalen van duplo. Als er een lamp in het plafond kapot was, zag hij dat onmiddellijk. Hij ontwikkelde zich prima, liet alles zien wat een peuter moet laten zien in zijn ontwikkeling dus er waren geen zorgen. Thuis kon hij op 3-jarige leeftijd al de cijfers lezen en was hij hier veel mee bezig. Vooral dubbelcijferige huisnummers vond hij leuk; tijdens het wandelen las hij ze op en vroeg bij elk huis aan zijn ouders: wat maakt een 2 en een 4? Hij wist nog niet dat dat 24 was, of 42.
Op 4-jarige leeftijd telde hij thuis in sprongen van 3. Maar op school sloeg hij meestal de 7 over als ze samen met alle kleuters van 1 tot 10 gingen tellen. Hij viel niet op, deed hetzelfde als wat alle andere kleuters deden. Sem leerde zichzelf lezen toen hij 4 was, en ook schrijven lukte hem al gauw. Thuis schreef hij alle namen, en boodschappenlijstjes vond hij ook leuk. Als mama om kip en vis vroeg, dan stond dat zo op het lijstje. Macaroni werd maroni, maar vooruit: mama wist precies wat hij bedoelde! In groep 2 mochten de kinderen in de klas al eens oefenen met het stempelen van letters op papier. Sem vond dit niet zo interessant dus hij deed niet echt zijn best, wat er uiteindelijk op papier kwam was hetzelfde als bij de meeste andere kinderen van 5.
Omdat Sem in groep 2 nog steeds moeite had met het samen spelen met andere kinderen, snel emotioneel uit balans was en erg moe was als hij na school thuis kwam, werd besloten dat hij groep 2 nog eens zou overdoen. Hij was ook een hele jonge leerling, dus het was geheel normaal dat hij op sociaal emotioneel gebied nog niet echt rijp was voor groep 3.
Toen Sem naar groep 3 ging, zag de leerkracht een onzeker jongetje. Sem stak zijn vinger nooit op. Als de meester hem iets vroeg, zei hij meestal: ‘ik weet het niet.’ Het leren lezen ging op zich goed, maar Sem had thuis nooit zin om te lezen en dat was wel eens frustrerend voor zijn ouders want hij moest immers toch goed oefenen. Dit leverde vaak strijd op, uiteindelijk kreeg Sem op school ook een hekel aan lezen.
In groep 4 begint Sem echt op te vallen bij de leerkracht. Zijn cito-scores groeien niet evenredig mee. Vorig jaar zat hij met rekenen in het plusgroepje, dit jaar scoort hij beneden gemiddeld en is hij in het reguliere instructiegroepje geplaatst. Hij heeft zelden de sommetjes op tijd af want hij is snel afgeleid. Pas als hij de sommetjes allemaal op tijd afmaakt (zoals de meesten in zijn groepje dat wel gewoon doen), en hij beter scoort mag hij terug naar het plusgroepje. Sem reageert erg gefrustreerd en boos als hem iets niet lukt. Heeft nog veel bevestiging van de leerkracht nodig. Om hulp vragen doet hij nog weinig. Thuis klaagt hij steeds vaker over buikpijn vlak voordat hij naar school moet. Ook heeft hij geen vriendjes in de klas en spreekt hij nooit af. Ouders maken zich ondertussen ook zorgen, wat is er toch aan de hand?!
Het verhaal van Sem laat zien dat wanneer talenten niet optimaal benut kunnen worden, dit voor een belangrijk deel bepaalt hoe je in je vel zit. Wanneer je je talenten namelijk niet kunt benutten, kan dit bijvoorbeeld onderpresteren tot gevolg hebben.
Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong vallen vaak niet op, terwijl kinderen met een achterstand sneller herkend worden door de kinderopvang, peuterspeelzaal, consultatiebureau of de leerkracht. Sems ouders hebben nooit echt aangegeven wat hij thuis allemaal liet zien op zeer jonge leeftijd, dat voelde een beetje als opscheppen en elk kind is toch wel ergens goed in? Bovendien was dat ‘voor zijn’ geheel verdwenen sinds groep 3, hij moest hard zijn best doen om mee te komen met de klas.
Terwijl er al vanaf de baby leeftijd duidelijke signalen op te noemen zijn die op een ontwikkelingsvoorsprong konden wijzen: het alert zijn, weinig slapen, asynchrone ontwikkeling op motorisch gebied (laat) en spraakgebied (vroeg), buitengewone interesse in één onderwerp, scherp oog voor detail, het moeizaam samen spelen met andere kinderen, niet laten zien op school wat hij thuis wel kan, dalende motivatie en inzet, en uiteindelijk dalende leerprestaties en psychosomatische klachten.
Sems leerhonger is echter vanaf zeer jonge leeftijd niet echt gestild, hij werd niet op zijn eigen niveau uitgedaagd en gestimuleerd. Ergens tussen groep 1 en groep 4 is hij onbewust teleurgesteld geraakt in school, en omdat de meeste kinderen niet willen opvallen is hij zich onbewust gaan aanpassen, en was al gauw niet meer zichtbaar wat hij allemaal in zijn mars heeft. Hij is zelfs onzeker geraakt en begint faalangst te ontwikkelen. Als iets niet meteen lukt, raakt hij in paniek en wordt hij boos. School is niet meer leuk, het liefst wil hij lekker thuis blijven.
Op de website van Senzai zijn nog veel meer kenmerken te lezen. Dergelijke kenmerken komen vaak voor bij hoogbegaafde kinderen, maar dit wil natuurlijk niet zeggen dat álle hoogbegaafde kinderen deze kenmerken hebben. Onderling verschillen hoogbegaafden vaak ook veel, daarom is herkenning vaak niet gemakkelijk.
Voor veel hoogbegaafde kinderen geldt wel dat alles met een grote intensiteit gedaan en beleefd wordt. Hoogbegaafdheid gaat dan ook meestal hand in hand met hooggevoeligheid (omgekeerd gaat dat echter niet op).
De ontwikkeling bij hoogbegaafde kinderen verloopt vaak sprongsgewijs of met het overslaan van stappen.
Voor hoogbegaafde kinderen is het naast een passend onderwijsaanbod ook belangrijk om ontwikkelingsgelijken te ontmoeten. Een omgeving waarin je je prettig en begrepen voelt, waarin je jezelf kunt zijn, is nodig voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Veel ouders van hoogbegaafde kinderen krijgen wel eens te horen dat hun kind sociaal emotioneel niet zo sterk is, of sociale vaardigheden mist. Ogenschijnlijk lijkt dit zo, maar bekijk het eens op deze manier: een volwassene tussen peuters in de zandbak ziet er waarschijnlijk ook niet heel sociaal vaardig uit.
Veel hoogbegaafde kinderen liggen behalve cognitief juist ook sociaal emotioneel voor in hun ontwikkeling. Hierdoor vertonen zij soms ander gedrag dan klasgenoten en vinden zij op school niet zo makkelijk aansluiting. Dit andere gedrag of andere interesses kan leiden tot misverstanden tussen kinderen. Een hoogbegaafde kind kan intens en emotioneel reageren door zijn grotere gevoeligheid.
Een voorbeeld: een kind dat in groep 3 hard huilt of intens boos is als een speelafspraakje niet door gaat, omdat een klasgenootje per ongeluk een dubbele afspraak heeft gemaakt of vergeten is dat het niet mocht afspreken. Zo’n kind kan gemakkelijk gezien worden als niet sociaal vaardig, of ‘emotioneel nog niet zo rijp’, want het kan niet leeftijdsadequaat omgaan met een teleurstelling. Terwijl datzelfde kind eigenlijk al veel verder is in zijn ontwikkeling! Het begrijpt al écht wat ‘afspraak is afspraak’ betekent en houdt zich daar zelf ook trouw aan. Zijn geheugen is ook heel sterk dus hij weet precies op welke dag hij met wie heeft afgesproken. Het kind verwacht ditzelfde ook van leeftijdsgenoten, en komt dan bedrogen uit.
Kortom: als iemand zich niet bewust is van de hoogbegaafdheid van een kind, kan dit overkomen als sociaal minder vaardig. En het zojuist genoemde voorbeeld maakt ook duidelijk dat het helpend kan zijn als een kind al op jonge leeftijd zichzelf leert begrijpen, en daarmee ook de verschillen met leeftijdsgenoten. Dan ontstaat er pas écht sociale en emotionele groei.
Voor hoogbegaafde kinderen (maar ook hun ouders) kan het dus prettig zijn om in contact te komen met andere hoogbegaafden. Dit kan via ouderverenigingen als Hint, Pharos en Choochem. Ouders kunnen bij Senzai ook deelnemen aan een van de oudercursussen en kinderen aan diverse groepen en trainingen.
Soms vallen hoogbegaafde kinderen al op heel jonge leeftijd op. Maar zoals eerder aangegeven, is het niet eenvoudig om deze verschillen ten opzichte van leeftijdsgenoten goed te duiden. En voelt het voor ouders vaak als een drempel om dit kenbaar te maken.
Senzai, Psychodidact, Landelijk Informatie Centrum Hoogbegaafdheid, IQenzo, ZoBegaafd
Heb je naar aanleiding van dit artikel een vraag? Wil je graag met iemand in contact komen omdat je vragen of zorgen hebt? Bel of stuur een whatsapp-bericht naar het CJG 046-8506910 of mail naar info@cjg-wm.nl en we zorgen dat jouw vraag op de juiste plek terecht komt.
Geplaatst op 10 maart 2022 | Categorie Jongeren, Nieuws, Peuter, Schoolkind
Opvoeden en opgroeien doe je samen! Wij werken daarom actief samen met gemeenten en partners uit de regio.