Hoe ouder de moeder, hoe groter de kans op een kind met het downsyndroom. De screening op downsyndroom laat zien of je inderdaad een verhoogde kans hebt op een kind met het downsyndroom. Je bepaalt zelf of je de screening op downsyndroom laat afnemen.
Screening test ook op andere afwijkingen
Behalve de kans op het downsyndroom (trisomie 21) geeft de uitslag van de test ook informatie over de kans op het patausyndroom (trisomie 13) en het dwardssyndroom (trisomie 18). Je krijgt deze informatie tenzij je aangeeft dit niet te willen weten.
Wel of geen screening op downsyndroom?
Heb je behoefte aan ondersteuning bij het maken van de keuze om wel of geen screening op downsyndroom te laten uitvoeren? Dan kun je altijd terecht bij je eigen verloskundige, de huisarts of de gynaecoloog. Download voor meer informatie ook de folder op PNS.nl van het RIVM.
Een zorgverlener in de buurt
Heb je besloten dat je de screening op downsyndroom wilt laten uitvoeren? Na een gesprek met de verloskundige, huisarts of gynaecoloog maak je zelf een afspraak bij een zorgverlener of zorginstelling in de buurt die de screening kan uitvoeren.
Eventueel vervolgonderzoek
Met de uitslag van het onderzoek kun je eventueel een vervolgonderzoek uit laten voeren. Dit vervolgonderzoek geeft je nog meer zekerheid.