“Wat zullen mijn klasgenootjes van mij denken? Misschien vinden ze me wel stom? Dat kan ik helemaal niet!” Dit zijn gedachtes die veel ouders waarschijnlijk wel eens bij hun kind herkennen. Het komt dan ook regelmatig voor dat kinderen bang zijn om foutjes te maken, zenuwachtig zijn voor een presentatie of perfectionistisch zijn. Maar bij sommige kinderen loopt de spanning zo hoog op, dat ze helemaal blokkeren of situaties gaan vermijden. Er kan dan worden gesproken van faalangst.
Ook voor Mila (12 jaar) en haar moeder is dit een herkenbaar thema. “Thuis had ik goed geleerd, maar als ik dan op school kwam wist ik tijdens de toets niks meer”, zo vertelt ze. “Ik had heel erg last van buikpijn en was bang om fouten te maken.” Ook moeder maakte zich zorgen om haar dochter: “Ik merkte dat ze zich heel erg druk maakte. Met de Cito-toets in groep 7 ging ze soms bijna huilend naar school. Samen met de juf zijn we gaan kijken naar een passende oplossing. Wij zijn toen terecht gekomen bij Partners in Welzijn, zij hebben ons geholpen.”
In de theorie wordt gesproken over drie soorten faalangst: sociale, cognitieve en motorische faalangst. Kinderen met sociale faalangst zijn bang om negatief beoordeeld te worden door anderen, zoals een klasgenoot, ouder of leraar. Ze kunnen bijvoorbeeld bang zijn om te praten in een groep, omdat ze zich onzeker voelen over hoe de ander over hen denkt. Vinden mijn vriendjes me wel leuk? Wat als klasgenootjes me gaan uitlachen? Juist door deze angst kunnen sociale vaardigheden blokkeren. Daarnaast komt angst om te falen vaak voor op cognitief vlak, waarbij kinderen in de klas, bij toetsen of bij presentaties bang zijn om slechte leer- en denkprestaties te tonen. Veelvoorkomende gedachtes zijn: “Ik doe het vast niet goed genoeg” of “Misschien haal ik wel een onvoldoende.” Juist door deze spanning vergeten ze alles. Deze cognitieve faalangst kan zich uiten in twee vormen: actief (overmatig leren om de controle te houden) of passief (niet je best doen of het werk zo lang mogelijk uitstellen, omdat ze het gevoel hebben dat inspanning zinloos is en ze toch wel zullen falen). Kinderen met deze passieve vorm van faalangst zijn vaak een vergeten groep, omdat ze overkomen als ‘lui’ of ongemotiveerd, terwijl achter deze houding dus wel degelijk faalangst kan zitten. Tot slot bestaat er motorische faalangst, waarbij kinderen blokkeren als ze een lichamelijke prestatie moeten verrichten, zoals iets voordoen bij gym of een pianostukje voorspelen.
Faalangst kan voorkomen bij kinderen van alle leeftijden en het is bij ieder kind anders. Het is daarom belangrijk om telkens naar de persoonlijke situatie te kijken. Wat betekent faalangst voor jouw kind? Hoe ga je als ouder hiermee om en hoe kan je zorgen dat het beter gaat? Hier kunnen de jeugd- & gezinswerkers/schoolmaatschappelijk werkers van Partners in Welzijn, zoals Claudia Sanders, bij helpen. Zij geven aan kinderen met faalangst individuele begeleiding, maar ook een groepstraining ‘Je Bibbers de Baas’. Deze faalangsttraining is voor kinderen uit groep 7 en 8 van de basisscholen in de Westelijke Mijnstreek. Ook Mila heeft meegedaan aan de training en wil graag samen met haar moeder haar ervaringen delen.
Claudia antwoordt: “Tijdens de ‘Je Bibbers de Baas’ training gaan kinderen aan de slag met ontspanningsoefeningen, het leren kennen van hun gedachtes en gevoelens en het vergroten van zelfvertrouwen. Dit gebeurt onder andere in spelvorm en aan de hand van leuke opdrachten.” Het leukste aan de training vond Mila de ontspanningsoefeningen: “Claudia las dan een verhaaltje voor en wij moesten op de grond liggen en helemaal ontspannen. Vooral de fantasieverhalen waren heel leuk.” Claudia vertelt verder: “Naast het oefenen in de veilige groep gaan ze ook oefenen in de praktijk. De kinderen krijgen allerlei tools aangereikt die ze kunnen inzetten om faalangst te verminderen. In de training gaan ze als het ware een gereedschapskist vullen waaruit ze kunnen putten op momenten dat ze faalangst ervaren. Het is per kind en situatie verschillend welk gereedschap het beste past.” Het werken in groepsverband heeft een aantal voordelen. “Het mooie is dat kinderen echt van elkaar kunnen leren. Je faalangst overwinnen vergt training en oefening en we merken dat juist het oefenen in groepsverband met leeftijdsgenootjes enorm goed werkt, hoe eng dat misschien ook lijkt”, legt Claudia uit. Ook voor Mila was de eerste bijeenkomst een beetje spannend: “Het was in het begin even wennen in zo’n nieuwe groep.” De moeder van Mila herinnert zich dit moment nog goed: “Mila zag er een beetje tegen op. Maar toen ze terugkwam zag ik haar blije gezicht en ze had iets van ‘ja dit gaan we doen!’, dat doet je als moeder gewoon goed.” Ook Mila kan dit beamen: “De training was heel fijn en ik heb er heel veel van geleerd, want ik heb nu eigenlijk helemaal geen faalangst meer!”
“Vaak zien we gedurende de training dat kinderen al vooruitgang boeken en het steeds beter met ze gaat, je ziet ze dan echt opbloeien”, zegt een trotse Claudia. “Ik zie nu weer een vrolijker meisje terug en daar ben ik heel erg blij om. Ik kan de training zeker iedereen aanraden!”, sluit de moeder van Mila enthousiast af.
Waarom is de training pas voor kinderen vanaf groep 7? Claudia legt uit: “Natuurlijk kan faalangst ook al eerder voorkomen, maar kinderen van jongere leeftijd hebben het ‘meta-denken’ nog niet ontwikkeld. Dat betekent dat ze nog niet zo goed in staat zijn om stil te staan bij hun eigen gedachtes en deze te veranderen op een niveau die de methodiek van de training van ze vraagt. Bij jongere kinderen raden we meestal een individueel traject aan, waarbij we gaan werken aan het vergroten van het zelfvertrouwen en benutten van talenten.”
Hier volgen 5 tips van Claudia:
De definitie van faalangst luidt: “Faalangst is een vorm van angst die opkomt als je iets moet presteren, terwijl je bang bent dat het je niet gaat lukken.” Faalangst heeft dus eigenlijk altijd te maken met een vorm van presteren. Dit beaamt Claudia: “Juist daarom kan het helpen om minder de nadruk hierop te leggen en kinderen genoeg te complimenteren. Probeer hierbij te focussen op het proces en niet zo zeer op het eindresultaat. Een voorbeeld is om te zeggen: “Wat ben je goed je best aan het doen op je tekening, wauw!”, in plaats van te benoemen dat de tekening zo mooi is geworden. Of: “Je hebt wel keihard gewerkt voor die 7, dat heb ik gezien!” tegen een kind dat de lat heel hoog legt voor zichzelf en niet snel tevreden is met een cijfer. Het kan even wennen zijn, maar dit kan zeker bijdragen aan het vergroten van het zelfvertrouwen bij kinderen.” Ook de moeder van Mila probeert minder te focussen op de prestatie. “Vroeger deed ik dat wel, maar ik vind het nu niet meer belangrijk. Als ik zie dat ze haar best heeft gedaan is het ook goed. Dat cijfer zegt me dan niks, ik vind het veel belangrijker dat ze lekker in haar vel zit.”
Een valkuil bij faalangst kan zijn dat kinderen overmatig gaan leren of oefenen. Met name bij pubers kan het voorkomen dat ze tot laat aan het blokken zijn voor een toets of presentatie en niet kunnen stoppen. Op deze manier houden ze de controle en hebben ze er alles aan gedaan om zich zo goed mogelijk voor te bereiden. Hierbij kan de spanning soms hoog oplopen. “Het kan helpen om samen een planning te maken voor het schoolwerk. Probeer tussendoor ook samen met je kind genoeg ontspanningsmomentjes in te plannen. Denk hierbij aan leuke dingen doen die zorgen voor afleiding, zoals wandelen, een potje voetballen, muziek maken, of ademhalingsoefeningen”, noemt Claudia.
Het lijkt vanzelfsprekend, maar een open communicatie met kinderen is enorm belangrijk. “Het zit hem dan vooral in de kleine dingen. Als een kind bang is voor monsters onder zijn bed, dan reageren ouders vaak dat monsters helemaal niet bestaan en je hier niet bang voor hoeft te zijn. Toch is het juist belangrijk om al van jongs af aan ruimte te maken voor de gevoelens van kinderen, hoe onrealistisch het voor volwassenen soms ook lijkt”, aldus Claudia. “Benoem de emoties van je kind en toon hier begrip voor. Een voorbeeld zou kunnen zijn ‘Ik merk dat je je heel bang voelt. Vertel me dan eens waar je zo bang voor bent?’ Dan kun je in dat gesprekje ook al aangeven dat volgens jou monsters echt niet bestaan en je er nog nooit eentje gezien hebt. Maar die angst van je kind is wel reëel, dus die moet je heel erg serieus nemen. Zo leren kinderen dat er openheid is om dingen te bespreken, wordt de band versterkt tussen ouder en kind, en kun je ze bij andere problemen ook beter opvangen.”
Kinderen leren vanaf jonge leeftijd dat het niet erg is om foutjes te maken. Toch blijft het voor veel kinderen lastig en willen ze het graag goed doen. Ook Mila was vaak bang om fouten te maken: “Bij een som stak soms de halve klas zijn vinger al op. Ik wist de som niet en dacht ‘wat als ik nu de beurt krijg?’ Dan was ik bang dat ik het antwoord niet wist.” En niet alleen Mila, maar ook voor haar moeder is dit erg herkenbaar: “Zelf was ik ook erg perfectionistisch en was ik vroeger op school bang om fouten te maken. Bij ons is het denk ik wel genetisch bepaald. We proberen Mila nu echt duidelijk te maken dat niet altijd alles perfect hoeft te gaan.” Ook Claudia heeft nog een belangrijke tip: “Als ouders wil je je kind uiteraard graag helpen. Goedbedoeld schuif je moeilijkheden dan misschien voor ze weg, bijvoorbeeld door heel actief te gaan helpen bij het maken van een werkstuk of het voorbereiden van een spreekbeurt. Maar het is juist goed als kinderen zelf faalervaringen opdoen. Op die manier leren kinderen dat het niet erg is als het niet altijd goed gaat, en ontwikkelen ze zelf een manier om hiermee om te gaan zonder afhankelijk te zijn van een ouder. Daar groeit hun zelfvertrouwen van, vallen en opstaan is belangrijk.”
Onderling vergelijken is iets wat mensen regelmatig doen. Ook kinderen kunnen zich snel met een vriendin of oudere broer gaan vergelijken: “Zie je wel, hij is beter in rekenen” of “Mijn vriendin maakt altijd veel minder foutjes.” Het is goed om je als ouder te realiseren dat ieder kind zijn eigen tempo heeft en een eigen ontwikkeling doormaakt. “Het kind groeit dan binnen zijn eigen niveau en kunnen, dat is ook vooruitgang”, aldus Claudia. Dat is ook meteen de belangrijkste tip die Mila’s moeder aan andere ouders wil meegeven: “Probeer geen eisen te stellen aan je kind. Ik kan wel hele hoge doelen gaan stellen, maar als ik zie hoe fijn Mila het heeft met vriendinnetjes en op sportclubjes, dan is dat net zo belangrijk als goed functioneren op school. Dat ze goed in haar vel zit heeft voor mij prioriteit.” Het kan dus helpen om te benadrukken aan je kind dat iedereen verschillend is en elk kind andere talenten heeft. Je hoeft niet in alles de beste te zijn. Mila’s moeder sluit af: “Vooral ‘er zijn’ voor je kind en het gesprek aangaan dat ieder kind zijn eigen niveau heeft. Je komt er even goed wel. Ik probeer Mila nu echt het vertrouwen te geven dat ze het goed doet, ik denk dat dat het belangrijkste is.”
Herken jij je in het verhaal van Mila en haar moeder? Of heb je vermoedens dat jouw kind last heeft van faalangst? Neem dan vrijblijvend contact op met de schoolmaatschappelijk werkers van Partners in Welzijn (PIW).
Zij kijken naar jullie persoonlijke situatie en zoeken samen met jou naar een passende oplossing. Bel naar 046-4575700.
Dit artikel is geschreven door Chaya Arnold (stagiaire bij het CJG Westelijke Mijnstreek). Met medewerking van Claudia Sanders (Partners in Welzijn) en Mila en haar moeder.
Geplaatst op 1 juli 2020 | Categorie Jongeren, Schoolkind
Opvoeden en opgroeien doe je samen! Wij werken daarom actief samen met gemeenten en partners uit de regio.